Abu Simbel ligt driehonderd kilometer ten zuiden van Aswan. Ik wil er graag naar toe: de tempels van Abu Simbel zijn uniek en het is het verste puntje van mijn reis, voorbij de Noordelijke Keerkring. Van de politie mag ik er niet op eigen gelegenheid naar toe, alleen per bus en in konvooi. De motor en ik moeten dus even scheiden. Het hotel biedt een tripje aan: per minibus naar Abu Simbel en op de terugweg naar de High Dam en naar de tempel van Philea, voor zeventig pond. Het betekent wel om drie uur ’s nachts op, om half vier in het busje en om half vijf vertrekken met het konvooi, ongeveer tien minibusjes en twee grote bussen. Het barst van de uniformen, sommige agenten dragen rare langwerpige tassen bij zich. De agenten worden verdeeld over het konvooi en in pick-ups voor en achter. Naar Abu Simbel gaan blijkt een soort militaire operatie. De weg gaat door de vlakke woestijn en er is werkelijk geen struik waarachter een terrorist zich zou kunnen verbergen.
Tegen half acht zijn we bij Abu Simbel. We kunnen het complex bezichtigen tot half tien (“sharp”), dan moet de terugreis aanvaard worden. Ook hier overal zwaar bewapende agenten en leden van de veiligheidsdienst. De laatsten houden hun jasje angstvallig dicht maar bij deze en gene zie ik er toch een grote kolf onder uit komen. Het blijkt dat de toegang tot het tempelcomplex niet in de tripprijs is inbegrepen (in Egypte moet je alles vragen; informatie is nooit volledig): zesendertig pond extra. De tempels van Ramses II en Nefertari zijn prachtig, zowel van buiten als van binnen. De hal van de Ramsestempel bevat grote reliëfs van strijdtaferelen: strijdwagens, belegeringen, gevechten en Ramses die in één keer wel tien vijanden onthoofdt. Ramses vereeuwigde hier zichzelf. De ruimten rondom de hal zijn voor de goden en de reliëfs zijn daar eenvoudiger en ook wat slordiger. De tempel van Nefertari is vreedzamer. Er zijn ook hier reliëfs van Ramses – nu onthoofdt hij maar één vijand – en vooral van Nefertari zelf met bloemen en muziekinstrumenten. Alles is goed bewaard gebleven maar ook erg verplastict. Het tempelcomplex is noodzakelijkerwijs verplaatst, vanwege het Nassermeer, en opnieuw opgebouwd in een kunstberg. De enorme beelden van Ramses aan de buitenzijde hebben schijnwerpers op schoot. Om half tien gaat het konvooi weer terug naar Aswan.

Ramses vereeuwigt zichzelf als een groot strijder.
Vandaag reed ik van Aswan terug naar Luxor, zonder politie-escorte. Bij de eerste politiepost, vlak buiten Aswan, zat een aardige officier die het goed vond als ik alleen zou rijden mits ik mijn naam en paspoortnummer opgaf. De tweede politiepost heb ik genegeerd, want ze zaten te slapen. De derde kon ik niet negeren omdat de chef op de weg stond. Hij wilde een escorte voor mij regelen. Hier heb ik me langs gebluft: “No police, okay?” Hij begrijpt me niet goed en zegt “okay”; dus zeg ik “goodbye” en rijd weg. Ik hoor nog wat geroep achter me. Ook de vierde post kon ik niet negeren. Ik moest stoppen en wachten. De kunst is het initiatief te houden: “hoe zo?”, “waarom escorte?”, etc. Geef ze geen tijd om na te denken en breek zelf het gesprek af. Het helpt. Bij de vijfde post, vlak bij Luxor, is men hoogst verbaasd dat ik zonder escorte arriveer. Ik zeg triomfantelijk: “Egypt safe!” Daar hebben ze niet van terug.